Vogel van Papier, Jaargang 27, Nummer 4 (dec 2021)

Sommigen onder jullie zullen Andrea op de foto’s misschien wel herkennen of bij het lezen van haar verhaal wel “aja, dat meisje” denken. Tapori weeft sinds ze een klein meisje was een rode draad door haar leven. Toen ze me enkele weken geleden een fotootje doorstuurde van haar pasgeboren kindje, dacht ik “Ja, dat kindje is ons kerstekindje van dit jaar”. En ik vroeg Andrea of ze een briefje voor de Vogel van Papier wilde schrijven, haar eigen verhaal. Ik probeer haar verhaal zo goed mogelijk te vertalen… en laat hier en daar een zin waarin ze mij en Tapori toch wel heel veel pluimen geeft vallen. Een beetje nederigheid siert ons immers. Ik zal hier en daar haar verhaal wat bijkleuren, want we deelden samen toch wel wat lief en leed. Zo wordt het ons verhaal.

Dag allemaal,

Mijn naam is Andrea. Ik groeide op bij mijn grootmoeder, die voor mij eigenlijk mijn moeder is en altijd zal zijn. Want zij zorgde voor mij en mijn broer omdat mijn “echte” moeder dat niet wilde doen. Mijn oma waste met de hand hopen kleren van andere mensen om wat centen te verdienen. We waren arm. Soms was er ’s avonds geen eten en strooide mijn oma alleen wat zout of suiker op onze tong om de nacht door te brengen. ’s Morgens kon ze dan weer enkele broodjes kopen, die ze zou betalen met wat ze overdag waste.

We gingen vaak naar Tapori en naar dokter Inge. Zij is mijn doopmeter. Mijn grootmoeder koos haar met veel respect uit en zo zocht ze op haar manier voor ons wat meer zekerheid. Want dat betekent “doopmeterschap” in Ecuador: een soort van tweede moeder die met raad en daad bijstaat waar en wanneer het nodig is. En bij ons was dat heel vaak echt letterlijk nodig. Ze kwam vaak bij ons thuis. En in Tapori kregen we allemaal de nodige medische zorgen. We speelden er ook vaak en maakten ons huiswerk in de bibliotheek, terwijl mijn oma even in het zonnetje zat te dutten of keuvelde met andere mensen. Soms was er ook feest, op kerstmis of op moederdag met een lekker ontbijt.

We werden groter en toen ik twaalf werd zei mijn oma dat ik moest gaan werken. Zij werd ouder en het lukte niet goed meer om kleren te wassen. Er was geen geld om mij verder naar school te laten gaan. Toen de mensen van Tapori dat hoorden, praatten ze met de Zusters van de Goede Herder die op de berg in Pomasqui een internaat voor meisjes hadden. Er waren ook mensen uit België die me hielpen om mijn schooluniforms en boeken te kopen. Zo kon ik verder studeren.

Toen ik mijn diploma van het middelbaar behaalde, ging ik aan het werk in een bakkerij. Ik trouwde vlug, maar dat is niet bepaald een mooi verhaal. Ik werd mishandeld. Er was veel moed nodig om te scheiden. De mensen van Tapori hielpen ons verder, vooral mijn oma die altijd maar meer medische zorgen nodig had. Ze kreeg elke week ook een boodschappentas met eten. Zo konden we rondkomen.

Op 16 januari 2018 stierf mijn oma. Het doet nog altijd veel pijn en ik mis haar heel erg, maar alles wat ze me leerde blijft bij mij. Ik vond goed werk, in het restaurant van de Katholieke Universiteit in Quito. En op zaterdag volgde ik een bakkerscursus. Ik droom er immers van ooit zelf een klein bakkerijtje te hebben, waar ik lekkere taart kan bakken.

Maar in maart 2020 begon de pandemie, die iedereen heel harde slagen toediende. Ik verloor mijn werk en moest mijn bakkersopleiding stopzetten. Gelukkig is er niemand in mijn familie overleden. Er stierf wel een collega met wie ik in het restaurant samenwerkte en goed overeen kwam. Tijdens de lockdown kon ik overleven met het verkopen van empanadas die ik zelf maakte en via whatsappgroepen verkocht, ook in Tapori.

Begin dit jaar was ik zwanger. Dat nieuws veranderde mijn leven danig. In het begin was ik daar niet blij om. Het was helemaal niet het goede moment: Ik had geen werk, de pandemie tierde welig en de schrik maakte zich van mij meester. Ik maakte opnieuw een afspraak in Tapori. Ik had een heel lang gesprek met dokter Inge, mijn doopmeter. Er kwam van alles naar boven: mijn verlatingsangst en boosheid op mijn moeder, het verdriet rond het overlijden van mijn oma, de trauma’s van de mishandeling, en nu… zwanger… Hoe kon ik een goede mama zijn? Maar we keken ook naar alles wat wel goed was geweest: Mijn oma had heel goed voor ons gezorgd, zelfs al hadden we niets. Het was me gelukt om mijn diploma van het middelbaar onderwijs te halen, goed werk te krijgen en te werken aan mijn droom om bakker te worden. Dat alles was gelukt zonder veel zekerheden… Op het einde van de lange consultatie begreep ik dat mijn kindje een wonder was en dat ik er even goed voor wilde zorgen als andere mensen voor mij deden.

Tijdens de zwangerschap bleef ik wel heel bang. Ik had tevoren immers een kindje verloren, een kindje dat ik toen heel graag wilde. Na dat miskraam en de scheiding had ik beslist om me nooit meer aan iemand te binden en ook geen kinderen te krijgen. Het leven besliste er anders over en deze keer liep de zwangerschap goed. In het begin waren er de typische klachten en durfden mijn angst en onzekerheid soms nog eens voor een nachtmerrie zorgen. Ik voelde me heel kwetsbaar, maar tegelijkertijd was ik heel blij met mijn groeiende buik. Ik bad en vroeg God dat mijn kindje gezond en wel zou geboren worden.

Op zes oktober werd mijn kindje, mijn beetje hemel, geboren. Ze heet Raziel. Moeder zijn is het mooiste wat me overkomen is, maar misschien ook wel het moeilijkste. Ik draag nu een enorme verantwoordelijkheid voor mijn klein mensje. Mijn oma en mijn doopmeter leerden me heel veel en ik sta er niet alleen voor, want ze blijven allebei aanwezig. Nu is het mijn beurt om te leren “mama zijn”.

Hartelijk kerstgroeten uit Ecuador.

Andrea